In memoriam: Lotty Huffener-Veffer 1921 – 2018

Vandaag bereikte ons het bericht dat vrijdag 27 juli jl. Charlotte Huffener-Veffer is overleden. Kort ervoor was ze nog 97 jaar geworden.  Lotty was erg betrokken bij het kruis op de berg. De laatste jaren verzorgde ze ook lezingen voor leerlingen op het Ichthus College, omdat ze een van de laatste overlevenden was van het vernietigingskamp Auschwitz.

Op 10 juli 1921 werd Lotty Veffer geboren als oudste dochter van diamantbewerker Jonas Veffer en zijn vrouw Cato Veffer-Stuiver. Later werd ook nog zusje Carla geboren op 23 april 1928. Het kleine joodse gezin was muzikaal; Veffer senior speelde zelf in een kwartet, dochter Lotty speelde piano en dochter Carla (23 april 1928) viool. Daarbij bezocht het gezin regelmatig het Concertgebouw. Het gezin woonde op de Tugelaweg in Amsterdam-Oost en bleef daar wonen tot ze werden weggevoerd. Na de lagere school ging Lotty naar de ULO en vervolgens werd ze opgeleid als diamantbewerkster. Evenals haar vader werkte ze in de diamantbranche.

Op 10 mei 1940 vielen de Nazi’s Nederland binnen. Gezien het virulent antisemitisme in Duitsland, was duidelijk dat de Bezetting het Joodse deel van de Nederlandse bevolking niet zo maar voorbij zou gaan. Toch meende de optimistische Lotty dat de oorlog snel voorbij zou zijn. Daarom ging ze er vanuit dat ze diegenen, die op transport gingen na de oorlog terug zou zien. Op 11 februari 1943 werd het gezin Veffer weggehaald. De familie bleef twee dagen in de Hollandsche Schouwburg aan de Plantage Middellaan en werd afgevoerd naar Kamp Vught.

Op 5 juni 1943 bleef Lotty daar alleen achter; haar ouders en zusje werden – met het beruchte kindertransport – gedeporteerd naar Sobibor. Om te voorkomen dat ze in een opwelling toch mee zou gaan, nam Lotty geen afscheid van haar ouders en zusje. Op 11 juni 1943 werden ze vermoord in de gaskamers van Sobibor. In maart was oma Veffer, van wie ze allemaal heel veel hielden, daar ook al van het leven beroofd door Hitler cum suis.
In Vught werkte Lotty in het zogenaamde Philipscommando, dat enigszins te vergelijken was met de lijst van Oscar Schindler, waarbij joodse kampgevangenen zo lang mogelijk aan het werk werden gehouden om hun leven te redden. In juni 1944 volgde alsnog deportatie naar Auschwitz.
In de collegezaal op het Ichthus – naar ik meen op 20 november 2015 – vertelde ze onze leerlingen wat er gebeurde, toen de trein binnenrolde:

“Dan moet je die wagons uit. Ze vragen niet “wilt u uitstappen?” Je wordt eruit getimmerd. En dan staan er allemaal militairen met grote honden. En dan moet je je helemaal uitkleden en je haren worden overal afgeknipt. En je wordt geselecteerd… Er waren ook wel mensen, die te mager waren, of te dik of te oud… Die gingen naar de gaskamers. Wij gingen ook naar een barak. Daar zie je allemaal douches en dan denk je dat daar gas uitkomt. Maar het was bij ons gelukkig water wat er uitkwam…”

Lotty was een goedgeschoolde diamantbewerkster en daarom mocht ze nog een tijdje leven. Wel werd ze getekend voor het leven. Zelfs heel letterlijk door de tatoeage op haar linker onderarm: vijf cijfers met een klein driehoekje eronder… Desgevraagd mochten de mensen van nieuwe generaties dit merkteken ook zien. Met haar onafscheidelijke gevoel voor humor voegde ze paar Ichthusmeiden nog toe dat ze zich niet kon voorstellen dat mensen zich laten tatoeëren, “Want het doet echt pijn hoor….”
Lotty werd doorgestuurd naar Reichenbach, waar ze werd ondergebracht in een werkkamp. Ze werd aan het werk gezet voor Telefunken. Op een vraag van een meisje uit de derde klas, zei ze niet gedacht te hebben dat ze het zou overleven. Lotty kreeg ondermeer Tyfus. In januari 1945 werd het kamp ontruimd en liep ze mee met de gruwelijke dodenmarsen, waarbij de kampbevolking van kamp naar kamp ging werd gesleept met als doel ze uit de handen van de Russische bevrijders te houden. Ondertussen was het gruwelijk koud. Op 4 mei 1945 volgde een uitwisseling van gevangenen tegen Duitse soldaten.
Eindelijk – in augustus 1945 – kwam ze terug in Amsterdam. Ook voor haar gold: “U wordt door niemand verwacht.” Er was ook nagenoeg niemand meer. En van het ouderlijk huis was alles weg. Alleen de viool van zusje Carla kon ze na de oorlog nog bemachtigen. Dat was het enige wat nog over was. En een paar foto’s.

De eerste nacht werd doorgebracht op de Apollolaan. Op een bankje, met een paardendeken. “Kom… we gaan op chique slapen.”  zei ze nog van te voren. Ter herinnering is er op de Apollolaan een klein schildje bevestigd aan een soortgelijk bankje. Een herinnering, die beschaamt. Maar Lotty Veffer wilde niet in wrok voortbestaan, maar leven. Echt leven. En leven doorgeven. Ze trouwde in 1947 met Joep Huffener en stichtte een gezin. Joep en Lotty werden de trotse ouders van Joep, Carlo, Ronald en Mirjam. Er kwamen er later nog meer bij: schoonkinderen en kleinkinderen.

Als iemand Lotty begrepen heeft, was het Joep Huffener (1925-1989). Tijdens de oorlog woonde hij in Bilthoven en met zijn familie stelde hij zich te weer tegen de Nazi’s. Hij was degene, die het joodse echtpaar Philip en Betty de Leeuw-Polak uit hun benarde positie naar Bilthoven haalde. Oud-officier Flip dook onder bij Kees en Betty Boeke-Cadbury en rolde het gewapend verzet in. Flip leidde een klein verzetseskader dat op woensdagavond 8 november 1944 bij Groenekan probeerde een spoorlijn op te blazen, zodat gevaarlijk wapentuig niet vervoerd kon worden. Behalve De Leeuw maakten ook Joep Huffener en Machiel Balk deel uit van de groep. Ze werden overlopen. Balk en De Leeuw werden gepakt, maar Joep ontkwam door in een ijskoude sloot “onder te duiken”. Het leverde hem een dubbele longontsteking op, maar hij overleefde. Evenals Lotty was hij voor het leven getekend. Voor zijn verzetswerk werd hij niet gedecoreerd. Op 20 november 1944 werd Philip de Leeuw gefusilleerd bij het kruis op de berg. Dat het lot van zijn vrienden hem bezig bleef houden, bleek wel op zijn sterfbed. Lotty zei vorig jaar nog: “Het was Flip voor en het was Flip na.” In 2011 werden stevige vriendschapsbanden aangeknoopt tussen Lotty en Betty. En zoals het Betty eigen is, sleepte zij “de Huffeners” mee naar het Ichthus en de herdenking bij het kruis op de berg. Lotty gaf aan deze herdenkingen zo lang mogelijk mee te willen blijven maken: “Voor Joep…” Bescheiden als ze was, drong ze zichzelf niet naar voren, maar als “vriendendienst” was ze wel bereid om onze leerlingen haar eigen oorlogsverhaal te vertellen samen met Betty en Auschwitz-overlevende Ernst Verduin (ook in het kielzog van Betty betrokken geraakt bij de herdenkingen bij het kruis op de berg). Zo deed ze recht aan haar omgekomen familieleden en al die anderen.

Na het overlijden van Joep werd ze steeds meer betrokken bij de herdenking van de Shoah. Zelf zei ze met een knipoog dat ze altijd maar thuis zat en alleen naar herdenkingen ging. Ondertussen was ze betrokken bij het Proces Demjanjuk, waar ze fungeerde als medeaanklager. Demjanjuk werd veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij de massamoorden in Sobibor. Ook zo deed Lotty recht aan oma Catherina, vader Jonas, moeder Cato en zusje Carla. Ook zette ze zich met succes in voor het monument in Vught om de kindertransporten te gedenken. Ze werd tegen wil en dank een mediapersoonlijkheid. Inmiddels is er de Lotty Veffer Foundation dat haar werk voortzet om het verhaal van de Shoah te vertellen aan de nieuwe generaties. Maar ook om te waarschuwen tegen groepsdenken en uitsluiting. Kortelings is de documentaire “De verhalen, 100 malen” online gezet. Een monument voor een vrouw, die we graag nog een tijdje bij ons hadden gehouden.

Want ook hier weerklinkt het oudtestamentische refrein: “En hij, zij stierf…” Lotty Huffener-Veffer is ons ontvallen. Een echte Amsterdamse: toegankelijk, onverstoorbaar en humoristisch. Namens alle betrokken bij het kruis op de berg en het Ichthus College een hartelijke condoleance aan haar kinderen, kleinkinderen en die anderen, die haar lief waren. Haar nagedachtenis zij tot zegen.

Constant van den Heuvel
Veenendaal, 30 juli 2018